Licht komt binnen via de pupil. Pupilreflex:
pupil wordt groter of kleiner gemaakt d.m.v. spiertjes die kunnen samentrekken
(buiten de invloed van de wil om). - Veel
licht op het oog: pupil wordt kleiner om overbelasting oog te voorkomen. - Weinig
licht op het oog: pupil wordt groter om zoveel mogelijk
licht op te vangen.
De
lens buigt het licht af en bundelt het: het beeld dat op het netvlies wordt geprojecteerd
is veel kleiner dan het oorspronkelijke object.
Beelden worden altijd
omgekeerd op het netvlies
geprojecteerd MAAR de hersenen kunnen de zintuiglijke info interpreteren en draaien
het beeld weer om. - Licht
beweegt zich altijd in een rechte lijn voort: licht dat van boven komt wordt onder op het netvlies geprojecteerd en vice
versa. - Consequentie:
beelden worden omgekeerd op het netvlies geprojecteerd. - Hersenen
draaien het beeld weer om.
De eigenlijke zintuigcellen van het oog zitten in het
netvlies (de 'binnenbekleding'). Twee
soorten zintuigcellen in het oog: - Kegeltjes: kleuren waarnemen. - Staafjes zijn gevoelig voor verschillen in lichtsterkte maar kunnen geen kleuren
onderscheiden: zwart,
wit en grijstinten (contrast) waarnemen. - Staafjes
hebben minder licht nodig om te worden geprikkeld dan kegeltjes, hierdoor zien we enkel zwart, wit en
grijstinten in het donker.
De
gele vlek De
plek op het netvlies waar een grote concentratie kegeltjes dicht bij elkaar ligt.
De
blinde vlek - De
plek van het netvlies waar de oogzenuw uittreedt naar de hersenen. - Op
de blinde vlek kunnen geen zintuigcellen zitten: je kan niets waarnemen met dit deel van
je netvlies. - Hersenen
vullen het beeld aan (standaard geen zwart gat in ons beeld).